dinsdag 29 juli 2014

Opgeslokt.

'O, wat héérlijk hier,' zei mijn Nederlandse vriendin die een jaar in de Tanzaniaanse bled woonde en nu weer terug is in de Lage Landen. We waren samen op de Gentse Feesten. 'Dit soort plekken heb ik daar zo gemist,' zei ze, terwijl we door het volle Baudelopark kuierden, het zoveelste pintje in de hand, de obligate weedwalm in onze neusgaten. We hadden net als gekken gedanst op tamelijk funky jazz en we waren toe aan verkoeling.
Ze keek om zich heen, naar de krioelende mensen, de in het gras gezeten mensen, de drankjes kopende mensen, de halfslachtig wiegende mensen. 'Hé, het is zo jammer dat de plekken die ik leuk vind, zo blànk zijn,' zei ze, en plots zag ik het ook. Pijnlijk hard viel het op dat het me nooit eerder was opgevallen. Haar blik was waarschijnlijk veranderd door haar verre jaar, maar nu ik haar ogen even had geleend kon ik het niet meer ontzien. De volkomen bleekheid van de massa, die zo veel bleker was dan de bewoners van de Gentse straten even verderop. Hoe makkelijk het was om onopvallend en onbewust te verdwijnen in de kudde van je eigen kleur. Je stapt er in en je wordt er zo door opgeslokt. Bijna vergaloppeerde ik me in allerhande analyses over de witheid van de culturele sector, die steeds maar de handen in de lucht gooit en 'we vinden ze écht niet' zucht, maar ik had geen zin om hout te zitten snijden.

De volgende nacht waren we beschonken. Zonder nadenken stapten we zomaar een club binnen. De dansvloer zat verzonken in de bodem, je moest een trapje af wankelen om mee te doen. Alsof ik naar in ring van een hanengevecht uit een macho-film stapte. 
De muziek bonsde luid, het zweet druppelde haast uit de lucht. Ik bewoog mee met de deinende massa, links, rechts, op en neer, nu eens met de linker- en dan weer met de rechterarm, kont en bekken, op die organische, bijna mystieke manier van spontaan aangeschoten dansen. Heel langzaam daagde het me dat ik daar niét werd opgeslokt. 'Wat een interessante parallel met gisteren!' vond ik en meteen schaamde ik me voor de leegheid en banaliteit van die gedachte.


zaterdag 12 juli 2014

De vitrines

Clichés zijn moeilijk te overstijgen. We waren net ontkomen aan de vleeswording van alle Parijse clichés, Place du Tertre  - de arme obers daar tuigen zich elke werkdag weer op in het imaginaire plunje van de Franse plattelandsjongen, compleet met bretellen, doekje rond de hals en kek plat petje. Gelukkig moet je gewoon even langs de andere kant van de Sacré Coeur afdalen om in een andere wereld te stappen. Zo opgelucht waren we dat we de zondagskunstenaars en Amerikaanse toeristen achter ons hadden gelaten, dat we het op een vrolijk zuipen zetten in café Muller. Een bruine kroeg met alleen échte Parisiens uit alle windstreken, een ondernemende Algerijnse barman en bier aan redelijke prijzen. O, en gratis zoute pinda's, die een vicieuze cirkel van graaien en drinken en graaien en drinken in gang zetten. Een jazzband met een enorme bombardon bezette de helft van het café, luisteren kon maar hoefde niet. 'Dit is nu Parijs,' zeiden we tevreden 'omdat het zo on-Parijs is.'

We voelden ons thuis in café Muller en bleven hangen tot het sluitingsuur. De barman was benieuwd naar die troep Belgen en die enkele Nederlandse die in zijn buurtcafé waren neergestreken. Omdat de Belgische voetbalploeg een paar dagen eerder tegen zijn thuisland Algerije had gespeeld, diste hij een paar sterke voetbalverhalen op. 'Maar,' zei hij toen zijn kennis over het voetbal was uitgeput, 'België! Ik hou van België.' 'Ik ook,' zei een tooghanger. Jullie staan bekend om vier dingen.' 
'Vier goede dingen,' zei de Algerijnse barman en hij telde op zijn vingers. 'Mosselen friet. Bier – ja, ik drink ook bier. En chocola.' Hij bleef steken op drie vingers. 'En het vierde?' wilden we weten. Hij giechelde. De tooghanger lachte ook. 'Ja, dat weten jullie toch? Nee? De vitrines, natuurlijk! Bruxelles-Nord! Dat hebben wij hier niet.' 
Had de barman onze befaamde vitrines waarvan we niet eens wisten dat ze zo berucht waren, bezocht? - dat wilden we graag weten. Hij zweeg even en keek naar zijn tapkast. 'Tgo, ik ben gaan kijken. Maar ik heb niets gedaan, hoor. Weet ja, al de meisjes kwamen uit het Oosten. En ik zocht een Arabische.' Hij glimlachte. 'Maar het bier in Brussel was heerlijk. Net zoals de mosselen-friet.' We lachten medeplichtig en bestelden nog een laatste biertje. Ik denk niet dat we er in slaagden om zijn Belgen-clichés bij te sturen.  

zaterdag 5 juli 2014

Viola

'Wie ben ik? Waar ben ik? Waar ga ik naartoe?' dat zijn de vragen die videokunstenaar Bill Viola in zijn werk wil behandelen. Niet om er een sluitend antwoord op te geven, maar 'om ons te confronteren met die oudste mysteries van het bestaan', volgens de in taaie curatorentaal opgestelde introductie tot zijn retrospectieve in het Grand Palais.

Die tekst vergat ik meteen toen de donkere expositieruimtes me opslokten. Sommige video's lijken op de verwarrende net-niet-echt-dromen uit je je halfslaap. 'Nine Attempts to Achieve Immortality' is dan weer een zelfportret dat aan de ribben blijft kleven. Letterlijk. Viola ademt negen keer diep in om zijn adem daarna in te houden – en als toeschouwer ga je ondanks jezelf meedoen. De hele video uitkijken is een uitputtingsslag.
De verwijzingen naar de kunstgeschiedenis zijn in Viola's werk nooit ver weg. 'The Quintet of the Astonished' kan zo een detail zijn uit een passieschilderij van een Vlaamse primitief, dat zachtjes evolueert naar grimassen in close-up à la Bosch.

Zo dwaal ik van de ene donkere zaal naar de andere en raak ik zoetjesaan overgeprikkeld. Ik struikel bijna over de benen van een suppoost, die me met een zaklamp in het gezicht schijnt. Het prototype van de Parijse museumbewaker: groot, zwart en strak in het pak. Beleefd wijst hij me de weg naar het vervolg van de expositie 'daar beneden, dat is mijn favoriete deel.'
Denis heet hij, en hij vindt het werk best interessant. 'Al heb ik geen idee waar het eigenlijk over gaat. Over het leven? Ik weet het niet hoor, ik vind die video's gewoon mooi om naar te kijken.'
Vond, corrigeert hij zichzelf. 'Ondertussen heb ik het al wel gezien. Het is hier zo donker. Ik kan niet wachten om weer naar te buiten te kunnen, de zon in.'

Ik verken Denis' favoriete deel van de tentoonstelling, waar de meest epische video's te zien zijn. Beelden van omgekeerd stromend water, woekerende vlammen en dwalende groepen van eenlingen. Viola's werk zet de poorten van mijn perceptie wagenwijd open maar is tegelijk een aanslag op mijn zintuigen. Ik snak er ook naar de zon in te gaan.