Een vol uur mochten we doorbrengen in
het gezelschap van elf apen, twee gidsen en negen zweterige toeristen
met fotomateriaal – een hippe Spanjaard had zelfs een go-pro camera
rond zijn hoofd gebonden om toch maar geen moment van de ervaring te
missen, de ervaring echt temidden de apen te zijn. Ondertussen
scharrelden de chimpansees onverstoorbaar door het gebladerte, beleefd om ons heen waggelend. Ze kauwden op avocado's, rechtstreeks
van de boom, ze gaven hun jongen de borst, we waren ontroerd. Plots
viel een mannetje – hij zit volop in de puberteit, vertelde onze
Tanzaniaanse gids toen hij van het lachen was bekomen – de
Spanjaard aan. Met zijn volle apenlichaam botste hij tegen hem aan,
om daarna stoer verder te stappen, steunend op zijn lange armen. Toen de gids ons aanspoorde om te
vertrekken, weg van de apen, beeldden we ons in dat we de bioloog
opgelucht hadden horen zuchten. Nu kon hij weer ongestoord zijn
jongensdroom zitten waarmaken.
De terugweg was een heel geploeter,
door een dichtbegroeid bos op een steile heuvel. 'Weet je,' zei onze
gids, 'de Tanzanianen komen niet naar dit park.' Omdat ze het niet
kunnen betalen, knikten we begrijpend. Hij lachte. 'De inkomprijs is erg
laag voor Tanzaniaanse staatsburgers. Ze zijn gewoon niet
geïnteresseerd, ze geven dat geld liever uit aan een avond bier
zuipen.' Hij schudde zijn hoofd, minachtend. 'Voor mij is het
anders. Ik kwam hier voor het eerst als tiener, met een speciaal
programma dat jongeren gratis naar het park brengt. Ik wist toen al
dat ik hier wilde terugkomen, ik heb hard gewerkt, en kijk, het is
gelukt.' Superioriteitsgevoel is van overal.
Na nog een kwartier stappen en zweten,
botsten we op een smal pad op een hele troep Tanzaniaanse jongeren.
'Ah, kijk, die zijn hier met hetzelfde project,' zei de gids. De
studenten zagen er onberispelijk uit, droegen leren veterschoenen,
brede riemen en net gestreken hemden. Onze flodderige safari-outfits
vol zweetplekken en stevige stapschoenen leken plots belachelijk, een cliché
van de Westerse toerist. Voor we daar zelfbewust over konden worden,
hing er een tiental studenten lachend om ons heen, een elfde student
ging voor ons staan en nam foto's. Achter hem stond alweer een nieuwe
groep te drummen, ook zij wilden met ons op de foto, nog een keer, en
nog een keer. Hun glanzende telefoons maakten valse klikgeluidjes, digitaal gegenereerd omdat we zo moeilijk kunnen geloven dat het niet een tastbare lichtgevoelige plaat is waarop de werkelijkheid wordt gevat, maar een verzameling elektronische sensoren.