‘Weet je wat ik steeds meer begin te denken,’ ze zette haar
glas met een luide tik op tafel en boog zich dichter naar hem toe. Op zijn
aanmoedigende ‘nee, vertel eens,’ wachtte ze niet.
‘Dat de hele welvaartsstaat een historische aberratie is. Prachtig,
een staat die zo voor zijn burgers zorgt, maar het klopt niet. Het is een
toeval, mogelijk gemaakt door de paniek en de loden schuld van twee
wereldoorlogen. Nu gaan we gewoon, stapje voor stapje, weer terug naar onze natuurlijke
staat van zijn.’ Ze leunde tevreden achterover en stak een sigaret op. Op die analyse
had ze die ochtend in de metro nog zitten broeden en ze was er trots op. Met zijn
elleboog in een plasje rode wijn en zijn kin in zijn grote hand, staarde hij
haar aan. Bewonderend? Geamuseerd? Gewoon geil? Ze besloot niets meer te zeggen
en zich een beetje te wentelen in zijn blik.
Ze wil zo graag slim zijn, dacht hij, ze snakt zo naar
originele gedachtes. Vertederend, maar hoe snel kruipt dat onder zijn huid? Zijn
ergernis was nu al bijna tastbaar, of was het haar iets te hoge, verkouden stem
die zijn zenuwen zachtjes raspte? Maar hij voelde zijn hand al naar haar hals
zweven en kon zijn bedenkingen niet meer voltooien. Die hals, de grootste
oppervlakte blote huid die hij kon zien, moest hij hebben. Daar moest het verzinken beginnen. In de hoop straks ook een warme tiet te mogen vasthouden.
Kijk, ze bracht haar hoofd al naar hem toe. Bijna hoorde hij haar spinnen.