zondag 11 januari 2015

Besmet.

Melkig rook het daar tussen zijn schaamharen, een beetje zuur ook. Met een zweempje van lieszweet. Misschien had hij zich een hele tijd niet meer gedoucht, zoals hij wel vaker deed. Dat stoorde haar niet in het minst. 
Soms, als ze eerlijk was met zichzelf, geloofde ze dat ze alleen daarom bij hem bleef, ondanks de trots, de koppigheid, de schaamte om die belachelijke kleine dingen, het kinderachtige zwijgen, het dagenlange verdwijnen en zijn vervelende vrienden. Ze bleef omdat ze zijn stank kon verdragen, omdat ze zich er zelfs graag in wentelde. 
Als ze dan toch echt iemand op de huid moest zitten en iedere nacht in haar bed laten, zoals ze blijkbaar wilde, dan iemand wiens zweet haar na een dag zonder douchen niet deed terugdeinzen. Hetzelfde gold overigens voor de lucht die 's ochtends uit zijn mond walmde: een stinklucht, ontegensprekelijk, maar wel een stinklucht die ze kon pruimen. Als een connaisseur van kunst, die de ranzige vetgeur die van sommige van Joseph Beuys' werken afslaat, ontroerd opsnuift, een essentieel onderdeel van een geliefde oude bekende.

Maar het luchtje dat verstrengeld zat in zijn schaamharen, was anders. Ze snoof diep en wist het nu zeker: ze rook vagina. En niet de hare.


'Wat is er? Wat doe je?' Hij tilde zijn nek op van het kussen, traag en geïrriteerd, om zicht te krijgen waarom ze ter hoogte van zijn lies aan het treuzelen was.
'Je ruikt anders. Niet naar jezelf.'
'O. Dat is raar.'
Hij bekende schuld door zijn zwijgen en zijn plots verhoogde hartslag. Tot hij lachte, plots.
'Je weet hoe je bent. Weet je nog, die keer dat je er van overtuigd was dat de keuken naar de dood rook?'


Ze wist het nog – dagenlang had ze gezocht naar de oorzaak van de lucht die in de keuken hing, precies op haar neushoogte, niet hoger en mysterieus genoeg ook niet lager. Op haar aandringen had hij de gootsteen gedraineerd – en geen dode rat opgevist. 
Een paar dagen later verdween de geur even plots als ze gekomen was en had ze haar lichte hysterie moeten toegeven. Maar deze keer wist ze het zeker. 
Terwijl zij zich op dat veel te warme strand had liggen vervelen met haar vrienden, had hij een meisje op wijn getrakteerd, naar hun slaapkamer gelokt en over het bed geplooid. Net zoals hij met haar had gedaan, ze zag het zo voor zich.


'Je hebt gelijk. Ik ben soms een beetje gek,' zuchtte ze, en ze legde haar hoofd op zijn arm, haar neus zo dicht mogelijk bij zijn vertrouwde oksel. Daar was de scherpe geur niet besmet.