zondag 17 augustus 2014

Apen kijken

De grote blanke man had zich uitstekend verkleed als bioloog die het wonderlijke gedrag van onze apenbroeders, de chimpansees, in het wild bestudeert. In zijn kaki broek en hemd ritselde hij door de tropische begroeiing, hurkte neer op twee meter van een etende aap en krabbelde op gezette tijden in een schriftje. Af en toe keek hij geërgerd op. Het luide klikken van de camera's met semi-professionele lenzen verstoorde zijn concentratie.
Een vol uur mochten we doorbrengen in het gezelschap van elf apen, twee gidsen en negen zweterige toeristen met fotomateriaal – een hippe Spanjaard had zelfs een go-pro camera rond zijn hoofd gebonden om toch maar geen moment van de ervaring te missen, de ervaring echt temidden de apen te zijn. Ondertussen scharrelden de chimpansees onverstoorbaar door het gebladerte, beleefd om ons heen waggelend. Ze kauwden op avocado's, rechtstreeks van de boom, ze gaven hun jongen de borst, we waren ontroerd. Plots viel een mannetje – hij zit volop in de puberteit, vertelde onze Tanzaniaanse gids toen hij van het lachen was bekomen – de Spanjaard aan. Met zijn volle apenlichaam botste hij tegen hem aan, om daarna stoer verder te stappen, steunend op zijn lange armen. Toen de gids ons aanspoorde om te vertrekken, weg van de apen, beeldden we ons in dat we de bioloog opgelucht hadden horen zuchten. Nu kon hij weer ongestoord zijn jongensdroom zitten waarmaken.

De terugweg was een heel geploeter, door een dichtbegroeid bos op een steile heuvel. 'Weet je,' zei onze gids, 'de Tanzanianen komen niet naar dit park.' Omdat ze het niet kunnen betalen, knikten we begrijpend. Hij lachte. 'De inkomprijs is erg laag voor Tanzaniaanse staatsburgers. Ze zijn gewoon niet geïnteresseerd, ze geven dat geld liever uit aan een avond bier zuipen.' Hij schudde zijn hoofd, minachtend. 'Voor mij is het anders. Ik kwam hier voor het eerst als tiener, met een speciaal programma dat jongeren gratis naar het park brengt. Ik wist toen al dat ik hier wilde terugkomen, ik heb hard gewerkt, en kijk, het is gelukt.' Superioriteitsgevoel is van overal.

Na nog een kwartier stappen en zweten, botsten we op een smal pad op een hele troep Tanzaniaanse jongeren. 'Ah, kijk, die zijn hier met hetzelfde project,' zei de gids. De studenten zagen er onberispelijk uit, droegen leren veterschoenen, brede riemen en net gestreken hemden. Onze flodderige safari-outfits vol zweetplekken en stevige stapschoenen leken plots belachelijk, een cliché van de Westerse toerist. Voor we daar zelfbewust over konden worden, hing er een tiental studenten lachend om ons heen, een elfde student ging voor ons staan en nam foto's. Achter hem stond alweer een nieuwe groep te drummen, ook zij wilden met ons op de foto, nog een keer, en nog een keer. Hun glanzende telefoons maakten valse klikgeluidjes, digitaal gegenereerd omdat we zo moeilijk kunnen geloven dat het niet een tastbare lichtgevoelige plaat is waarop de werkelijkheid wordt gevat, maar een verzameling elektronische sensoren.