vrijdag 27 juni 2014

Parijs.

Ik vertrek zondag naar Parijs. Samen met een troep jonge mensen, we reizen met de trein en slapen op piepkleine kamertjes in een groot, oud gebouw. Klinkt een beetje als een zomerkamp.
Ik zit op de grond, tussen een half ingepakte tas vol kleren, tubes zonnecrème en een tekort aan gewassen ondergoed, en ik denk terug aan de vorige en enige keer dat ik op zomerkamp vertrok.

Vijftien was ik en ik schreef dagboeken vol over de grote wereld vol barbaren en jongens die me niet wilden kussen. Op kamp gaan associeerde ik met overenthousiaste monitoren, tjokvolle en muffige slaapzalen, al te vrolijke stapliederen en een roedel pubers in wiens hiërarchie voor mij geen plaats zou zijn. Toch vertrok ik die zomer naar Spanje, met de Christelijke Mutualiteiten. Elk jaar in september kwamen mijn klasgenoten terug met wilde verhalen over hun CM-zomer, ze vertelden over spannende droppings, eerste pintjes en gewriemel in het donker, knappe monitoren, fuiven en frietjes. Ook de puisterige types die op school niet populair waren, hadden er de tijd van hun leven en dat stelde me gerust. Misschien moest ik me ook maar inschrijven, misschien zou ik daar, in het verre Spanje, wel gekust worden door een jongen uit een andere provincie die niet wist hoe ik op school soms mijn boterhammen opat in de toiletten omdat ik geen zin had in de hortende gesprekken met de weinige tafelgenoten waaruit iemand als ik kon kiezen.

Mijn ouders waren opgelucht dat mijn sociale ontwikkeling dan toch op gang was gekomen en ik stapte de bus op met hoge verwachtingen. Die al meteen een beetje genekt werden: er schalden lollige liedjes door de bus en iedereen leek ze te kennen. Om redenen die ik nu ongetwijfeld pretentieus zou vinden wilde ik absoluut niet meezingen. Die liedjes zetten mooi de toon voor de komende twee weken. Ontkomen aan de groepsactiviteiten werd een doel op zich, een sport die ik samen met een ander meisje tot in de perfectie onder de knie kreeg. Dat hoopten we toch, maar dat ook onze gewiekstheid een illusie was, werd pijnlijk duidelijk toen twee kwade monitoren met zaklampen ons wegsleurden uit de bar van het dorpje dat aan ons kampement grensde. We hoorden de Spanjaarden in de bar, spannende, harige mannen die minstens twintig waren, gniffelen. Onaangeroerd stonden twee witte Martini's op de toog, in onze ogen het toppunt van wereldwijsheid.

Godzijdank is mijn minachting voor groepsactiviteiten gemilderd en ga ik nu naar Parijs om precies te doen wat de stad me ingeeft, in het gezelschap van mensen met soortgelijke plannen.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten