Ik zit op de grond, tussen een half
ingepakte tas vol kleren, tubes zonnecrème en een
tekort aan gewassen ondergoed, en ik denk terug aan de vorige en
enige keer dat ik op zomerkamp vertrok.
Vijftien was ik en ik schreef dagboeken
vol over de grote wereld vol barbaren en jongens die me niet wilden
kussen. Op kamp gaan associeerde ik met overenthousiaste monitoren,
tjokvolle en muffige slaapzalen, al te vrolijke stapliederen en een
roedel pubers in wiens hiërarchie voor mij geen plaats zou zijn.
Toch vertrok ik die zomer naar Spanje, met de Christelijke
Mutualiteiten. Elk jaar in september kwamen mijn klasgenoten terug
met wilde verhalen over hun CM-zomer, ze vertelden over spannende
droppings, eerste pintjes en gewriemel in het donker, knappe
monitoren, fuiven en frietjes. Ook de puisterige types die op school
niet populair waren, hadden er de tijd van hun leven en dat stelde me
gerust. Misschien moest ik me ook maar inschrijven, misschien zou ik
daar, in het verre Spanje, wel gekust worden door een jongen uit een
andere provincie die niet wist hoe ik op school soms mijn boterhammen
opat in de toiletten omdat ik geen zin had in de hortende gesprekken
met de weinige tafelgenoten waaruit iemand als ik kon kiezen.
Mijn ouders waren opgelucht dat mijn
sociale ontwikkeling dan toch op gang was gekomen en ik stapte de bus
op met hoge verwachtingen. Die al meteen een beetje genekt werden: er
schalden lollige liedjes door de bus en iedereen leek ze te kennen.
Om redenen die ik nu ongetwijfeld pretentieus zou vinden wilde ik
absoluut niet meezingen. Die liedjes zetten mooi de toon voor de
komende twee weken. Ontkomen aan de groepsactiviteiten werd een doel
op zich, een sport die ik samen met een ander meisje tot in de
perfectie onder de knie kreeg. Dat hoopten we toch, maar dat ook onze
gewiekstheid een illusie was, werd pijnlijk duidelijk toen twee kwade
monitoren met zaklampen ons wegsleurden uit de bar van het dorpje dat
aan ons kampement grensde. We hoorden de Spanjaarden in de bar,
spannende, harige mannen die minstens twintig waren, gniffelen. Onaangeroerd stonden twee witte Martini's op de toog, in onze ogen het toppunt van wereldwijsheid.
Godzijdank is mijn minachting voor
groepsactiviteiten gemilderd en ga ik nu naar Parijs om precies te
doen wat de stad me ingeeft, in het gezelschap van mensen met
soortgelijke plannen.
Met dank aan:
http://www.deburen.eu/nl/parijs
Geen opmerkingen:
Een reactie posten