maandag 30 juni 2014

Folle

'Tiens, là, toi. Il faut que je te parle.'
Ik had onraad moeten ruiken maar reageerde argeloos met het beleefde 'ja?'- geluidje dat ik reserveer voor fondsenwervers en andere onheilsprofeten.
Een vergissing, merkte ik algauw. De lange brede man wilde geen fondsen werven. Zijn doel was wel om mij te bekeren, om met hém mee te gaan, eerst op café zodat we elkaar beter konden leren kennen, maar dat drankje konden we ook overslaan, ik was ook welkom bij hem thuis om hem nòg beter te leren kennen, als ik begreep wat hij bedoelde.
Doorstappen leek me een goed idee, me laten opslokken door het drukke Parijse metrostation waar ik ronddwaalde. Maar ik bleef het zachte geruis van zijn wijde hiphoppersoutfit horen. Af en toe blies hij lucht door een een spleetje in zijn tanden. 'Tsjiiit', klonk het. 'Allez, ma belle.'
Hij greep mijn arm vast, die ik van me afschudde. Ik bleef doorstappen, steeds sneller, in de richting van de 'sortie'- bordjes - maar waar was ik eigenlijk? Die doelloosheid wist ik ondanks mijn haastige pas niet goed te verbergen. 'Tu vas où, ma belle? Tu ne connais pas Paris?' Ik moest hem maar volgen, hij kon me zo veel leuke plekken tonen! We zouden het zo fijn hebben samen.
Helder denken werd een beetje moeilijk, maar ik voelde hoe nerveus ik was. Hij was veel te dichtbij, langer dan tien minuten al zag ik op de klok van mijn telefoon die ik uit mijn tas opgroef. Ik had het koud maar voelde een zweetdruppel uit mijn oksel lopen, traag langs de binnenkant van mijn blote bovenarm. De broodjeszaak die ik daarnet al was voorbij gelopen, verscheen nu plots aan mijn rechterkant. Dat betekende dat ik rondcirkelde in die enorme ondergrondse ruimte, als een zottin. Geen wonder dat hij achter me aan bleef stappen.
'Tsjiiit.'
'Je vais crier,' zei ik. Krijsen leek plots en zomaar een goed idee maar hij lachte me uit. Dat gaf de doorslag. Ik hield halt in een brede gang van Châtelet, draaide me naar hem toe, balde mijn vuisten als een kwade kleuter en gilde tot mijn keel rasperig aanvoelde.

Mensen zouden me bezorgd aanraken en vragen of ik hulp nodig had, dacht ik tijdens die schreeuw die eindeloos aanvoelde. Dat viel dik tegen. 'Elle est folle!', hoorde ik een oude vrouw meewarig zeggen tegen haar vriendin. Ze keken me afkeurend aan. Dat pikte ik niet, ik holde hen achterna. 'Ik ben niet gek!' riep ik, niet beseffend dat ook echte gekken dat doorgaans even stellig beweren.
'Die man achtervolgt me.' Ik wees naar mijn kwelgeest, die me nu niet meer volgde maar verbijsterd stond te lachen.
'C'est vrai? En je kent hem niet?'
'Ik heb hem nog nooit gezien! Hij loopt al een kwartier achter me aan, en ik vind de uitgang niet.'
Nu leken ze wel overtuigd van mijn geestelijke gezondheid. 'Suivez-nous alors,' zei ze. Snel stapte ik met hen mee, in de richting van het daglicht.
'Pardon hoor,' zei ze nog, 'maar Parijs zit vol gekken.'

Met dank aan: http://www.deburen.eu/nl/parijs





Geen opmerkingen:

Een reactie posten